een verhaal over MOED
“Can I ask you something? Do you want to drink a coffee with me?”. Ik zie hem vaker fietsen in de buurt. Zijn kleding lijkt uit de 70er jaren te komen. Hoog opgetrokken spijkerbroek, wijde pijpen, en een lente gele blouse. Wonderlijke combi. Oogverblindend zonnig. Evenals zijn kapsel. Hij heeft een jongensachtig gezicht. Met een grote open glimlach. Zijn sproetige huid ontroert. Ooit was dit iemands baby, hield mama hem vol liefde vast en overlaadde hem met kusjes (in mijn “feel good” scenario). Ze was trots op zijn eerste stapjes en sprakeloos bij zijn eerste “MAMA”. Ik hoop dat hij nog dagelijks koffie met haar drinkt en haar hand vasthoudt en zorgt dat ze niet valt als ze de trap afgaat. De rollen omgekeerd. Ik ben afgedwaald.
Ik voel paniek en de primaire in mij mompelt “I am married” dat was een leugen (en ik heb 40 broers die zitten bij de bende van Ali Baba).
“Sorry I apologize I am very stupid” zegt hij. En ik heb meteen spijt van mijn nonsens excuus waarmee ik mezelf uit deze val probeerde te ritselen.
Ik piep “NO YOU ARE BRAVE… Very, very brave to ask me such a question”
Ik hoor de vogels kwetteren en zie ze in de weer met takjes, er wordt weer genesteld. De cyclus gaat door, daar is niets voor nodig. Als vogeltjes zingen dan is dat een signaal dat de kust veilig is, dat de vijand ver is. Door de evolutie heen zijn wij mensen dat ook als ontspannen en veilig gaan ervaren. Waarom hoor ik dan nu een noodsignaal? Afdwaling, die neiging heb ik al mij hele leven. Om onder het ijs uit te komen als het moeilijk wordt.
“What a nice Invitation” zeg ik met mijn handen op mijn hart, mon coeur, dat komt van courage, MOED moet je hebben voor dit soort vragen. Moed en een open vizier. En een zonverlichte gele blouse, want anders lukt het niet.
‘But I cannot have a coffee with you I’m sorry, but we will greet each other when passing by” hij fiets verder en ik voel immense schuld, om mijn lul leugen.
Meteen wordt het weer druk in mijn hoofd, “ik wilde echt niet, en nee is ook een antwoord” denk ik “het is gezond dat ik afgrens”.
En toch vind ik het zielig, wilde ik zijn eenzaamheid, als die er al was, oplossen? Verbeeldde ik het me dat zijn schoudertjes nog iets meer gingen hangen na de afwijzing? Ik denk aan alle keren dat ik zelf een nee te horen kreeg, een “niet goed genoeg” heb ik daarom nu een brok in mijn keel? Of is het goed zo? Ik weet het opeens even niet. “Vriendelijkheid kost niets” zei mama altijd, was ik wel vriendelijk genoeg? Ik denk aan mama, aan al die keren dat ze haar glimlach hooghield, ondanks het commentaar van de omstanders. “We hebben allemaal wat te dragen, en dat is zwaar genoeg” fluistert ze in mijn oor.
Maar het leek écht alsof hij het wel aankon want we gingen vriendelijk uit elkaar. Misschien was ik degene die het niet aankon, die zich altijd schikt en als een kameleon mee kleurt met alle winden. Misschien ben ik zelf degene die alles in balans wil houden ten koste van mezelf.
Wat is dat toch met schuldgevoel dat oud gedrag versterkt en voor error en meltdown zorgt bij mij. En die zogenaamde witte leugentjes, waarmee we denken te voorkomen dat de ander gekwetst wordt. Wat is dat toch dat we ons niet durven uit te spreken, iets wat ons als kind vaak enorm goed lukte. Voordat de omgeving komt met vlakgom, schaar of mes en ons met pijl-en-boog te lijf gaat. Of komt het juist daardoor dat we onze onschuld laten vallen, we zijn geen Tabula Rasa, geen onbeschreven blad. Belast voor we geboren zijn. En de rest van ons leven bezig dat puzzeltje te leggen.
Wilde ik daadwerkelijk zijn gevoelens sparen of ben ik gewoon een lafaard? Wie heeft mij geleerd white lies te hanteren? In welke context ben ik dat gaan doen? Ik voel het dicht gesealde pakketje uitdagingen wat ik van mijn ouders meegekregen heb.
“Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren” dichtte iemand ooit. Tussen droom en daad staat het woordje en, dat is alles.
Ik voel schaamte opkomen, wie heb ik nu gekwetst mijzelf of de zonnebloem die daar naar de horizon fiets. Die de verlamming van de angst overwon, en controle ontkrachtte en ontwapende. De hele dag denk ik aan hem, die het kind, de onschuldige, kanariegele dappere in zichzelf liet vragen “do you want to drink a coffee with me”?